Denle

“HIJ WAS RIJK EN WERD ARM VOOR ONS”

MAA 21, 2022

Pater Guido Anthony Huamán Huillca, msp (Peruviaan, diaken)

Ik begin deze overdenking met de woorden van de heilige Paulus: “Want de liefdedaad van onze Heer Jezus Christus hoef ik u niet in herinnering te brengen: die om uwentwil arm is geworden, hoewel hij rijk was, opdat gij rijk zoudt worden door zijn armoede” (2 Kor. 8, 9). De apostel richt zich tot de christenen van Korinthe om hen aan te sporen vrijgevig te zijn en de gelovigen in Jeruzalem, die in nood verkeren, te helpen.

Laten we beginnen met de genade die van Christus komt. De Schrift zegt ons: “Want de liefdedaad van onze Heer Jezus Christus hoef ik u niet in herinnering te brengen”. Paulus geeft ons een voorbeeld en een les in wat het betekent om uit genade te geven. Hij weet dat Christus zich niet openbaart door macht en rijkdom, maar door zwakheid en armoede. Uit liefde “werd hij arm”: deze uitdrukking komt van het Griekse φτωχός “Ptojeúo” wat betekent: bedelaar worden, berooid, en figuurlijk arm. Het is in dit verband dat Paulus uitlegt hoe Christus zich vernederde, zich ontkleedde; Hij die macht bezat, gezag, soevereiniteit, heerlijkheid, eer en majesteit, maakte geen aanspraak op zijn recht om als gelijke met God te worden behandeld, en in gehoorzaamheid aan de Vader werd Hij gelijk aan de mensen, en stierf op een schandelijke wijze aan een kruis, opdat wij door zijn armoede rijk zouden worden. De rijkdom waarover Paulus hier spreekt heeft niets te maken met materiële rijkdom, maar hij spreekt over geestelijke rijkdom, van gaven en zegeningen: rijk worden door de verlossing, de vergeving, vreugde, vrede, heerlijkheid en eer. Hij verwijst naar het mede-erfgenaam zijn met Christus.

Wat een groot mysterie is de menswording van God! De reden voor dit alles is de goddelijke liefde, een liefde die barmhartig is en die niet aarzelde zichzelf te geven en zich op te offeren voor de mensen die zij liefheeft. 

Het doel van Jezus’ arm worden is niet de armoede op zich, maar veeleer, zoals de H. Paulus ons zegt, “...om ons te verrijken met zijn armoede”.

Wat is dan de armoede waardoor Jezus ons bevrijdt en verrijkt?

De armoede van Christus, die ons verrijkt, bestaat hierin, dat Hij het vlees heeft aangenomen, dat Hij onze zwakheid en onze zonden op Zich heeft genomen, om ons de oneindige barmhartigheid van God mede te delen. De armoede van Christus is de grootste rijkdom: het is de rijkdom van Jezus in zijn onbeperkt vertrouwen op God, zijn Vader; het is Jezus die zich ten allen tijde op Hem verlaat, altijd en alleen zijn wil en zijn heerlijkheid zoekt.

De rijkdom van Jezus ligt in het feit dat hij de Zoon is; zijn unieke relatie met de Vader is het soevereine voorrecht van deze arme Messias. Wanneer Jezus ons uitnodigt om zijn “zachte juk” op ons te nemen, nodigt hij ons uit om verrijkt te worden door deze “rijke armoede”.

God werd een kind onder ons, die de armoede van zijn ouders omarmde en de menselijke rijkdom en macht weigerde. Een klein kind in de armen van de twee meest geliefde mensen in de schepping: Jozef en Maria. Dat is zijn grote rijkdom, een mooi en gastvrij gezin, de kostbaarste schat die een mens kan hebben. In die nacht in Bethlehem werd het mysterie van Gods liefde vlees in Jezus; de tederheid van een kind en de hemelse almacht smolten samen in de persoon van God de Zoon.

Materiële ellende is wat wij gewoonlijk armoede noemen. Het treft diegenen die leven in een toestand die de menselijke persoon onwaardig is: diegenen die verstoken zijn van hun fundamentele rechten en basisbehoeften (voedsel, water, hygiëne, werk, ontwikkeling, enz.). Tegenover deze ellende stelt de Kerk, dankzij de missionarissen, haar diaconie (dienstbaarheid) voor om tegemoet te komen aan de noden en de wonden te helen die het gelaat van de armen ontsieren.

In de armen en de minsten van hen aanschouwen wij het gelaat van Christus; door de armen lief te hebben en te dienen, beminnen en dienen wij Christus.

Wanneer macht, luxe en geld afgoden worden, verzetten zij zich tegen de eis van een rechtvaardige verdeling van de rijkdom. Daarom is het noodzakelijk dat het geweten wordt bekeerd tot ware rechtvaardigheid, gelijkheid, soberheid en mededeelzaamheid.

Niet minder zorgwekkend is de morele ellende, die erin bestaat slaaf van de zonde te worden. Hoeveel gezinnen leven niet in angst omdat een van hun leden - vaak jong - verslaafd is aan alcohol, drugs, gokken of pornografie! Hoeveel mensen zijn de zin van hun leven kwijt, verstoken van toekomstperspectieven en zonder hoop! Dit alles omdat zij de grote liefde die God voor ons heeft niet hebben ontdekt. Zij hebben de oneindige en barmhartige liefde die God voor zijn kinderen heeft niet ervaren; zo groot is die liefde dat Hij er geen bezwaar tegen had zijn heerlijkheid te verlaten om ons te komen verlossen van de dood.

Deze vorm van ellende gaat altijd samen met geestelijke ellende, die ons treft wanneer wij ons van God verwijderen en zijn liefde afwijzen. Als wij denken dat wij God niet nodig hebben, die ons in Christus de hand reikt, dat wij zelf toereikend zijn, dan stevenen wij af op een mislukking. God is de enige die ons werkelijk redt en bevrijdt.

Als Missionarissen Dienaars der Armen trachten we, naar het voorbeeld van Christus, deze geestelijke ellende te herstellen die zo wijdverbreid is in de wereld. Daarom bevinden we ons te midden van de armen, opdat zij zouden begrijpen dat Christus op een bevoorrechte wijze voor hen is gekomen en om hen te leren dat Christus arm was zoals wij. Daarom moet de Missionaris Dienaar der Armen getuige zijn van de verrijzenis: nooit mag zijn gelaat droefheid vertonen.  Getuige te zijn van de verrijzenis betekent niet het kruis ontvluchten, zoals velen denken, maar integendeel het kruis omhelzen, niet als een last maar als een brug die ons naar de Wijsheid leidt, zoals de Navolging van Christus (onze regel) zegt “En waarlijk wijs is hij, die de wil van God volbrengt en aan zijn eigen wil verzaakt.” Het kruis dragen betekent dus niet dat men het met droefheid doet; integendeel, met vreugde, wetende dat daarin de verlossing ligt. “Geheel het leven van Christus was één kruis en martelaarschap, en gij zoekt voor u rust en genot? Gij vergist u en vergist u erg, als gij iets anders zoekt dan tegenslagen te verduren” (Navolging van Christus).

Wij, Dienaars der Armen, aanvaarden ten volle de leer van de Kerk en zijn ervan overtuigd dat de materiële ontbering van de armen een gevolg is van hun geestelijke ellende. Daarom trachten wij al onze krachten in te zetten om de aanwezigheid van Christus onder de armsten te vermenigvuldigen en tegelijkertijd voor hen als gebroken brood te worden.  Als Dienaars der Armen, weten wij dat de grootste armoede, die de armen nog armer maakt, niet alleen bestaat in het gebrek aan materiële goederen, maar in het gebrek aan kennis van Christus. 

Het grote probleem van de armoede is geworteld in de zonde. De oplossing ligt vooral in de komst van Gods Koninkrijk in onze harten: de liefde van Christus. Dit betekent dat wij ons eerst moeten laten omvormen om de harten van anderen te kunnen veranderen.

Wij zijn allen arm, maar de armsten onder de armen zijn zij die God niet kennen. De ware christen is degene die zich zonder voorwaarden overgeeft aan de wil van God… en het meest volledige voorbeeld van armoede is Maria wanneer zij gezegd heeft: “Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiedde naar uw woord.” (Lc 1, 38). Onthechting en overgave zijn de vleugels waarmee elke christen zich tot God verheft, zodat onze voornaamste bekommernis is dat de Heer Jezus geëerd wordt. Nu moeten we onszelf de vraag stellen: hoe kunnen we ruimte maken voor armoede in ons leven? In de eerste plaats door de armen te helpen, door op de een of andere manier hun gedwongen armoede te verlichten, een armoede die hen vernietigt. En ten tweede, door de armoede lief te hebben, opgevat als een deugd: een deugd die ons helpt los te komen van materiële goederen, zodat zij geen bezit nemen van onze ziel.  

Jezus had een bijzondere liefde voor de armen: Hij prees hen in de Bergrede en in de Gelijkenis van het Laatste Oordeel, zozeer zelfs dat Hij ons leert dat onze redding zal afhangen van onze liefde voor de armen en van het delen van onze goederen met hen.

De volgeling van Christus, de christen, is geroepen om arm van geest te worden als voorwaarde om een waarachtige leerling te zijn. Geestelijke armoede duidt op de afwijzing van materiële zaken, een eenvoudige levensstijl en solidariteit met de armen. En bovenal de genade om Jezus te herkennen in de armen, in hen die lijden en in hen die afgedwaald zijn op het pad van onrecht, geweld en haat. De Catechismus van de Katholieke Kerk verwittigd ons: “Onze Heer waarschuwt ons dat wij van Hem gescheiden zullen worden, als wij het nalaten aan de dringende noden van de armen en de kleinen, die zijn broeders zijn, tegemoet te komen.” (CKK 1033).

Ik heb eens horen zeggen dat de rijkdom van de Kerk de armen zijn, want “Het zal niet Sint Petrus zijn die de poorten van de hemel zal openen, maar het zal Jezus zijn die aanwezig is in de armen die jullie hebben geholpen”. Wij kennen allen Jezus’ woorden goed: “Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven…” En zij zullen Hem vragen: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig of dorstig gezien en zijn wij u te hulp gekomen? Hij zal hen antwoorden: “Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan.” (Mt 25,34-40).